Twee lichte glooiingen in een open terrein: dat is alles wat rest van het trotse kasteel van Wezemaal. En toch was deze plek de bakermat van één van de beroemdste en beruchtste adellijke geslachten in het hertogdom Brabant.
De familie van Wezemaal verschijnt rond 1170 en is vermoedelijk verwant met de adellijke familie van Diest. Arnold I van Wezemaal (1166/1171-c. 1217) behoorde nog niet tot de adel, maar was wel een vooraanstaand dienstman of ministeriaal van de hertog van Brabant. Arnold II (ca. 1219-1264) beklom pijlsnel de sociale ladder: hij noemde zich als eerste heer van Wezemaal, beschouwde de parochiekerk als zijn persoonlijk bezit, trad toe tot de hoogste adel, en hertrouwde zelfs met een dochter van de machtige hertog Hendrik I van Brabant. In 1232 betitelt hij zich 'bij de gratie Gods heer van Wezemaal'. Onder dat hoogdravende naamkaartje schonk hij toen 'zijn' kerk aan de abdij van Averbode; wel behielden de heren van Wezemaal een stevige controle over de kerkfinanciën.
Oorkonde waarin Arnold II, ‘bij de gratie Gods’ heer van Wezemaal, ‘zijn’ kerk van Wezemaal aan de abdij van Averbode schenkt. (Abdij van Averbode, archief)
Bij die hoge status hoorde een burcht. Wellicht werd die al gebouwd tussen ca. 1170 en ca. 1200; de burcht bestond met zekerheid in 1234. Ook de andere belangrijkste ministerialen in Brabant – waartoe ook de familie van Rotselaar behoorde – namen al in de 12de eeuw een adellijke levenswijze aan. Hoe die eerste burcht er uitzag, weten we niet precies. De twee glooiingen die we vandaag zien, zijn puinheuvels van de twee delen waaruit het kasteel bestond: een opperhof of 'bovenhof' en een neerhof of 'benedenhof'. Beide delen waren omgracht. Aan de basis van die tweeledige structuur lag zeer waarschijnlijk een tweeledige motteburcht. Dat was in de 12de eeuw het klassieke burchttype in laag gelegen gebieden. De kern was een hoge, omgrachte aarden berg, een motte, waarop een woontoren of donjon werd gebouwd, de oorspronkelijke woning van de heer en zijn familie. Dit was het opperhof. Op het eveneens omgrachte neerhof bevonden zich de nutsgebouwen: schuur, stallen, kennel, …
Een prachtig voorbeeld van zo’n motteburcht was die van de heren van Rotselaar. Ook zij stamden af van hertogelijke ministerialen. Tussen ca. 1150 en ca. 1175 kregen zij van de hertog van Brabant Rotselaar in leen, en rond 1230 waren ook zij opgeklommen tot de hoogste adel in Brabant. Hoe hun burcht er uit zag, toont onderstaande tekening uit 1596-1598. De burcht werd verwoest in 1488, maar je ziet nog heel mooi de motte met donjon (late 12de eeuw), en het neerhof, waarop in de 14de of 15de eeuw modernere, meer comfortabele woonruimten werden gebouwd.
Burcht van de heren van Rotselaar, toestand in 1596-1598. (KU Leuven, Universiteitsarchief)
De meest tot de verbeelding sprekende heer van Wezemaal was Arnold III (+ 1291). Toen de hertogin-weduwe van Brabant hem de voogdij over haar minderjarige kinderen ontzegde, ontketende hij een opstand, waarin het hele hertogdom werd betrokken (1265-1266). Maar in 1266 leed hij een militaire nederlaag aan de Lipsebeek te Tildonk. Vernederd en geplaagd door zware financiële problemen, trok hij zich terug uit de Brabantse politiek, en trad in 1269 of 1270 toe tot de machtige ridderorde van de tempeliers. In 1270 vertoefde Arnold van Wezemaal in Palestina. Na 1274 maakte hij carrière aan het hof van de koning van Frankrijk. Hij vervulde er diplomatieke functies en schopte het zelfs tot hofmeester van koning Filips III (1270-1285). Hij overleed in Frankrijk in 1291.
Arnold III, heer van Wezemaal, trekt als leider van de opstand in 1265-1266 de stad Leuven binnen. (Miniatuur, eerste helft 15de eeuw, in 15de-eeuwse kopie van Jan van Boendale (1279-ca. 1350), Brabantsche Yeesten, Brussel, Koninklijke Bibliotheek)
Arnold IV (1272/74-1302) en zijn 14de-eeuwse opvolgers bekleedden de erfelijke functie van maarschalk van Brabant. De maarschalk was verantwoordelijk voor de logistieke planning van veldtochten.
Wezemaal was te klein voor deze machtige ridders. Bovendien waren stukken van het dorp in handen van de heren van Rotselaar. Dus legden zij al in de 13de eeuw de hand op andere domeinen. De belangrijkste daarvan waren Oplinter en de uitgestrekte heerlijkheid Westerlo-Herselt-Olen. Door erfenis verwierf de familie in 1373 het kasteel van Fallais, tussen Hannuit en Hoei. In 1287 erfde een zijtak van de familie het uitgestrekte Land van Bergen op Zoom.
Niet verwonderlijk dus dat al in de loop van de 14de eeuw de voorkeur van de heren van Wezemaal zich verlegde naar hun kasteel te Westerlo en, op de tweede plaats, dat van Fallais. Rond 1400 lieten de heren van Wezemaal in Westerlo de nog bestaande imposante donjon bouwen. En minstens sinds het einde van de 14de eeuw werd de kerk van Westerlo de begraafplaats van de familie. Het kasteel van Wezemaal werd een secundaire residentie. Dit weerspiegelt zich ook in de omvang en structuur van het kasteel.
Archeologisch veldonderzoek in 2011 bracht aan het licht dat het bovenhof in de loop van de 13de of 14de eeuw was omgevormd tot een ommuurd, min of meer vierkant kasteel, met twee hoektorens aan de westzijde en een gebogen muur aan de oostzijde. Het geheel mat ca. 26 op 27 meter: niet geweldig groot, want alleen al de donjon van Westerlo meet 15 op 19 meter. Die buitenstructuur is ruwweg herkenbaar in de oudste weergave van het kasteel: een beschadigde schets (midden 16de eeuw) waarop twee lage, ronde gekanteelde hoektorens te zien zijn, en aan de andere kant een lage, gebogen muur met kantelen. Het grotere neerhof vertoonde toen reeds een vierkante structuur.
Schets van het kasteel op een schetskaart van de heerlijkheden Rotselaar en Wezemaal, midden 16de eeuw (voor 1573). (KU Leuven, Universiteitsarchief)
De dorpskom van Wezemaal in 1596-1598. Onder de kerk, het tweeledige complex van het kasteel. Figuratieve kaart (Kopie naar een verloren origineel) uit het ‘Album de Croÿ’ dat kaarten van het hertogdom Aarschot bevatte. Het album is intussen versneden en geveild, huidige eigenaar onbekend.
Het kasteel deed dienst als tweede residentie, als jachtslot, en als centrum waar de producten van het heerlijk domein werden verwerkt. Dat weten we uit verschillende gegevens. In 2005 werd bij toeval een stukje perkament ontdekt met een tekstfragment uit het midden van de 14de eeuw. Het gaat om tot dan toe onbekende regels uit een Middelnederlandse Arthur-roman. Het stuk perkament is uitgesneden uit een manuscript, een met de hand geschreven boek, dat waarschijnlijk afkomstig was uit het kasteel van Wezemaal (zie kader). Of het manuscript is opgesteld in opdracht van een 14de-eeuwse heer van Wezemaal blijft een open vraag. Het tekstfragment is in elk geval een uniek bewijs van de heersende hoofse riddercultuur aan het hof van Willem I (1317– na 1355) of Willem II van Wezemaal (na 1355-1372). Het zeldzaam stukje Middelnederlands proza wordt nu bewaard in de Koninklijke Bibliotheek van België in Brussel.
Tekstfragment (recto-verso) uit een Middelnederlandse koning Arthur-roman, midden van de 14de eeuw, in 2005 ontdekt in Wezemaal. (Brussel, Koninklijke Bibliotheek)
Dat stoffige archieven soms onverhoopte literaire vondsten opleveren ondervond Bart Minnen toen hij in 2004 in de pastorie van Wezemaal in een kerkrekening van Wezemaal uit 1611 een fragment van een Middelnederlandse tekst aantrof. Dergelijke vondsten zijn hoogst zeldzaam. Het gaat om een fragment van een Middelnederlandse vertaling uit de 13de eeuw van de Lancelot en prose, een omvangrijke Franse Arturroman in verzen uit de 12de eeuw. Van deze Middelnederlandse vertaling waren tot dan slechts 382 regels bekend. Die zijn bewaard op enkele perkamenten fragmenten uit een manuscript dat rond het midden van de 14de eeuw werd geschreven, en die naar hun huidige bewaarplaats als de ‘Rotterdamse fragmenten’ bekend staan. Het ‘Wezemaal-fragment' voegt hier 82 nieuwe regels aan toe. Maar nog groter was de verrassing toen bleek dat, na grondige vergelijking, het Wezemaal-fragment en de Rotterdamse fragmenten uit één en hetzelfde handschrift afkomstig zijn.
Wapen van de heer van Wezemaal uit het ‘Wapenboek van Beyeren’, 1405. (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek)
Guyvan Brimeu als ridder van het Gulden Vlies, 1468 (Den Haag, KoninklijkeBibliotheek)
In januari 1561 verkocht de zoon van Eustaas, Karel van Brimeu, graaf van Megen (1547/8-1561), die geen wettelijke nakomelingen had, de baronie Wezemaal aan Gaspar Schetz, heer van Grobbendonk en Heist-op-den-Berg. Telgen uit de adellijke familie Schetz, sinds 1637 graven van Grobbendonk, bekleedden belangrijke bestuurlijke en militaire functies in de Spaanse Nederlanden. Hun aandacht verlegde zich opnieuw en nu voorgoed naar de andere bezittingen van de familie: de kastelen te Grobbendonk, Hingene (1608) en Durbuy (1628). Daar kwam nog het kasteel van Hoboken bij toen in 1725 de kinderloze graaf Charles Hubert Schetz van Grobbendonk de baronie Wezemaal schonk aan zijn neef, Conrard Albert, hertog van Ursel en Hoboken (1725-1738).
Jean de Lanne, rentmeester van Wezemaal en bewoner van het kasteel (+ 1651), met wapen, op een baluster in de voormalige koorafsluiting in de kerk (Brussel, KIK/IRPA, cliché X012818)
De vogelschieting van de Sint-Sebastiaansgilde vond zoals steeds plaats op de tweede zondag na Pasen (30 april). De handbooggilde was de belangrijkste vereniging van de dorpsgemeenschap en groepeerde de belangrijkste families van het dorp. De rituelen waarmee de vogelschieting gepaard ging onderstreepten de band tussen de dorpsgemeenschap en het wereldlijke (via de drossaard) en kerkelijke gezag (via de pastoor).
Het kasteel op een afbeelding van de dorpskom van Wezemaal (1659) in het kaartboek van de abdij van Averbode. Links van het kasteel, de nieuwe, omgrachte pastorie. (Rijksarchief Leuven)
Gezicht van het kasteel uit het zuidwesten, 1694. Gravure door Jacob Harrewijn naar een tekening van J. Van Croes, in Jacques Le Roy, Castella et praetoria nobilium Brabantiae coenobiaque celebriora, 1694 (foto uit de herdruk van 1696).
De dorpskom van Wezemaal op de Villaretkaart, 1747, met het kasteelcomplex. De tweedelige structuur komt vrij goed overeen met de gravure van 1694. (Cartesius)
De dorpskom van Wezemaal op het Weense exemplaar van de Ferrariskaart, 1771-1777, met slordige, onnauwkeurige weergave van het kasteel. (Wenen, Kriegsarchiv)
Wolfgang Guillaume van Ursel (1750-1804), de laatste baron van Wezemaal (1775-1794), en echtgenote Flore van Arenberg, rond 1795). (Brussel, familie d’Ursel)
De dorpskom met de kasteelsite op de Popp-kadasterkaart, 1860. De structuur is nog dezelfde als in de jaren 1840. (Brussel, Koninklijke Bibliotheek)
Heb je een taal- of schrijffout opgemerkt in een van onze teksten? Of heb je een waardevolle toevoeging. Laat het ons weten, we maken er direct werk van.